1. Bij welke soort zaken wordt analyse van pollen toegepast?
Het onderzoek aan pollen kan eigenlijk bij allerlei soorten zaken gebruikt worden waar grond een rol speelt. De pollenanalyse is dan onderdeel van het “grondvergelijkend onderzoek”. Op basis van het type pollen dat in de monsters voorkomt kun je dan bijvoorbeeld beoordelen of twee verschillende grondmonsters waarschijnlijk van dezelfde locatie afkomstig zijn. Je kunt de grond uit het bos vergelijken met grond onder een schoen of aan een schop. Het kan om een inbraak gaan, maar ook over een moord of zedenzaak. Jaarlijks wordt er bij zo’n 10 tot 15 zaken grondvergelijkend onderzoek uitgevoerd.
2. Welke methodes worden gebruikt om pollen te identificeren?
Voor het identificeren van pollen wordt “de klassieke” analysemethode gebruikt. Het grondmonster wordt geprepareerd, o.a. met sterke zuren bewerkt om de pollen beter zichtbaar te maken en daarna onder een microscoop bekeken. Ervaren onderzoekers kunnen dan zien welke soorten pollen in het monster voorkomen.
3. Wordt dit type onderzoek al lang gedaan? Is bijvoorbeeld bekend wat de eerste zaak was waarbij pollen als bewijs gebruikt werd?
In Nederland wordt deze techniek sinds de jaren ’90 toegepast. De eerste buitenlandse gedocumenteerde melding van een onderzoek waarbij pollenanalyse als bewijs diende stamt uit 1959.
Een beroemde forensisch-palynologie zaak stamt uit 1959. In dat jaar verdween in Oostenrijk een man tijdens een tocht langs de Donau. Ondanks dat zijn lichaam niet meteen gevonden werd, was hij vermoedelijk vermoord. De rechercheurs hadden wel een verdachte, maar erg weinig fysiek bewijs, alleen een paar modderige laarzen. Een monster van de modder werd naar Wilhelm Klaus gestuurd, een beroemde palynoloog van de Universiteit van Wenen. Klaus vond pollen van sparren, wilgen en elzen in het monster. Er zaten echter ook 20 miljoen jaar oude hickory (okkernoot-achtige) pollen in, afgezet tijden het Mioceen. Er was echter maar een heel klein stukje langs de Donau waar deze afzetting, met deze specifieke pollenmix, voorkwam. De onderzoekers vertelde de verdachte dat ze niet alleen wisten dat hij de moordenaar was, maar ook waar het lichaam was. De verdachte was dusdanig geschrokken dat hij de misdaad bekende en de het graf aanwees, precies in het gebied dat Klaus had aangewezen op basis van de pollensamenstelling van het moddermonster.
Van de NFI website over Forensische Archeologie: “Ze graven het graf heel voorzichtig laag voor laag af en kijken bijvoorbeeld naar sporen die duiden op bodemverstoringen en naar sporen die iets kunnen zeggen over de datering van een graf. Denk hierbij aan de aanwezigheid van pollen, insecten en/of planten(wortels). Dit doen de forensisch archeologen met uiterste precisie.”
5. Hoe kun je op basis van pollen iets zeggen over de datering van een graf, er zijn toch elk jaar pollen?
Bij veel bodems zit de hoogste concentratie pollen in de bovenste 10 cm, daaronder neem de concentratie sterk af. Als er in de dieper gelegen laag veel pollen van een bepaalde plant gevonden wordt, past dit bij een datering rond de bloeitijd van deze plant.
6. Gaat het vaak om vrij algemene soorten zoals gras, brandnetel of berk of ook om hele specifieke minder vaak voorkomende, zeldzame, soorten planten en bomen?
Dit hangt, vreemd genoeg, van de visie van de onderzoeker en onderzoeksafdeling af. Er zijn op dit gebied twee verschillende “scholen”. Het gaat dan vooral om de discussie of de bewijswaarde in de combinatie van algemene soorten ligt of juist voornamelijk in de zeldzame soorten. Bij het NFI ligt de focus op de algemenere soorten. Wij hebben daarvoor gekozen omdat de determinatie van zeldzame soorten meer onzekerheid heeft en de exacte zeldzaamheid lastig te bepalen is, juist omdat deze soorten zo zeldzaam zijn. Een archeologische palynoloog (pollenonderzoeker) zal de zeldzaamheid mogelijk ook anders beoordelen dan een forensisch palynoloog. De zeldzaamheid is bijvoorbeeld sterk afhankelijk van het type vindplaats, dat zal in beerputten anders zijn dan in grondmonsters van een bos of akker.
7. Waar zoek je naar pollen om te bepalen of iemand bijvoorbeeld wél of niet in het bos geweest?
Forensisch pollenonderzoek wordt voornamelijk toegepast om een relatie tussen een voorwerp en een locatie te leggen. Hiervoor worden eigenlijk altijd grondmonsters gebruikt, bijvoorbeeld afkomstig van schoenen of van een schop. Pollen komt overal voor. Bij pollen in kleding of haren is het bijvoorbeeld veel moeilijker een relatie met een locatie te leggen maar kan wel contact met een specifieke plant onderzocht worden. Afhankelijk van de onderzoeksvraag kan dat wel of niet relevant zijn. Als het voor de zaak nuttig is dan gaan we het onderzoeken.
8. Wat vinden de rechters over het algemeen van pollen als onderdeel van de bewijslast?
Op basis van welke specifieke bewijsstukken een rechter tot een oordeel komt, staat vermeld in de uitspraak en soms wordt daar grondvergelijkend onderzoek in vermeld. In de afgelopen jaren is het veelvuldig succesvol gebruikt in zaken, maar ik vermoed dat veel rechters niet bekend zijn met de mogelijkheden.
9. Zit er ontwikkeling in het vakgebied? Nieuwe technische mogelijkheden voor analyse bijvoorbeeld?
Jazeker, we werken momenteel veel samen met de Universiteit Utrecht (Physical Geography) om nieuwe methoden voor vergelijking en interpretatie te ontwikkelen. DNA-analyse wordt alleen op plantendelen zoals zaden en bladeren toegepast en niet op pollen in grond. Voorlopig is het identificeren van pollen met automatische beeldherkenning geen optie, daarvoor zijn de monsters vaak te vuil, maar we kijken met interesse naar de ontwikkelingen.
Voor meer informatie over het NFI, zie de website www.forensischinstituut.nl >>
afbeeldingen: NFI / Pixabay / Maarten Claassen